Wanneer het bijna zomer is, de halmen hoog aan het gras staan, en de dagen broeierig en droog verlopen, dan slaat bij mijn zwagers de onrust toe. Ze schatten hun kansen in wanneer ze moeten gaan hooien. Dag in dag uit staren ze naar de radarbeelden op hun mobiel, naar de rood en donkerblauw bewegende stippen die over het beeldscherm wegtrekken. Zijn deze weersvoorspellingen betrouwbaarder dan die van de generatie boeren vóór hen die eindeloos de lucht afspeurden naar cumulusvormige wolken of een hemel die ’s avonds felrood oplichtte? Maakt een glimmende techniek het gemakkelijker te geloven?
Als het eenmaal zover is, op die bijna heilig gekozen dag, dan verschijnen de maaimachines met meterslange armen in het land als vliegtuigen die nooit zullen opstijgen. Het gemaaide gras blijft liggen om te drogen, in rechte lijnen op het zwad dat een geometrisch patroon in het land vormt. Op de dagen dat het gras daar ligt mag nauwelijks een druppel regen vallen, wat een bijna onmogelijke begeerte is in het drassige moerasland waar wij wonen. Dagelijks wordt het gras geschud en verspreidt en komt het natte, zware gras bovenop te liggen, om het ten slotte te hooien. Die geur van hooi, kruidig, maar waar de zon in is blijven hangen, betekent dat de dagen licht en lang zijn. Dat de zomer ons net zo voorbijgaand, bijna onmerkbaar omringt als de graspollen die we inademen.
Vandaag rijdt achterop het land een tractor die het hooi in balen perst. En ook verderop in het land liggen de balen op de weilanden, soms in plastic verpakt om het beter te beschermen, en in allerlei kleuren, van blauw, tot groen en knalroze. Al die kleurige pakketten liggen in het landschap als levensgrote cadeaus die we pas in de winter mogen uitpakken, als het gras niet meer groen en sappig is. We voeren het aan de dieren als de overblijfselen van wat ooit de zomer was. Een paar hooibalen die nu geperst worden bewaren we voor de pony’s die, half november, met hun hoeven in de modder staan, hun kont tegen de zuidwesterstorm keren en dankbaar zullen hinniken voor de paar plakken van het stoffige hooi die nog over zijn.
Deze column is gepubliceerd in Seasons Magazine