Do you like cabbage?’ riepen de mannen vanaf het land. Zonder het antwoord af te wachten, smeten ze vijf spitskolen naar de overkant van de sloot en ik ving ze op. Stevige, flinke kolen waren het. Nauwelijks aangevreten door vliegen of rupsen, met een mooi groen hart vanbinnen.
Toch kreeg ik niet direct zin om ze op te eten.
Ik dacht aan de lezersbrief van mevrouw A. te Z., die was opgegroeid in een streek waar nogal gul met bestrijdingsmiddelen werd gespoten. Met het slootwater dat werd gebruikt om het gif van de bollen te spoelen, vulde haar vader zijn gieter om de moestuin mee te besprenkelen. Mevrouw A. kreeg parkinson, net als zes van haar buren in de straat. Het landbouwgif bleek volgens haar een belangrijke risicofactor. “Wist je dat het gif tot in poepluiers is terug te vinden?”, besloot ze de brief opbeurend.
Deze zomer werden de spitskolen vele malen bespoten, tegen schimmels en onkruiden. De boer kan zich geen halfmislukte oogst permitteren in een markt waarin con- sumenten vragen om bodemprijzen.
Ik sloot ramen en deuren, haalde de was binnen. Vooral die poepluiers spookten door mijn hoofd.
“Vroeger belde de boer mij altijd van tevoren als hij gif ging spuiten, dat was wel zo netjes”, zei onze buurman onlangs, toen hij een emmer snijbonen kwam brengen. “Dan deed ik alvast de ramen dicht.”
In de achterste linies van de akker stonden zo’n veertig man met de hand kool te snijden. Roemenen, Polen en Bulgaren. De hele dag liepen ze in de smerige regen achter de trekker, schreeuwend naar elkaar in de barre zuidwesterstorm. Het laatste waar zij zich druk om leken te maken was of de spitskolen bespoten waren. Ze moesten naar thuis verlangen, naar hun kinderen, hun vrouwen. Zij deden het werk, terwijl ík nadacht of ik er ziek van kon worden. In tegenstelling tot hen had ik de luxe om te kiezen.
De oogst is in handen van de mannen die zich geen zorgen maken.
Elke dag verdwenen ze rond twaalf uur om te schaften. De trekkers reden dwars door het land en de mannen stonden bovenop de aanhanger in regenbroeken met bretels. Uit de cockpit klonk een remix van The Police, Every Breath You Take. Eén man zat op de achterste rupsband, staarde naar de grond, en liet zijn voeten door de kolen slepen.
Een week later, als alle kolen zijn geoogst, staat een witte bestelbus op de dam bij de sloot geparkeerd. Een gedrongen man met wapperende grijze haren staat gebukt op de akker met kolen, zijn bilspleet nog net zichtbaar. Onverstoorbaar stouwt hij de hele Action-tas vol kolen, de laatste die zijn overgebleven. Bespoten maar gratis, met een mooi, groen hart vanbinnen.
Renske Jonkman schrijft over haar leven op het platteland, tussen
boeren en natuurbeschermers.
Dit artikel is gepubliceerd in Trouw