ík heb talent! (de Volkskrant)

AANSTAANDE VRIJDAG 23 MAART IS DE FINALE VAN THE VOICE KIDSNA TALENTENSHOWSVOOR VOLWASSENEN, heeft de televisie ook kinderen ontdekt als publiekstrekkers. Drie virtuoze talenten en hun tomeloze ambities: een eigen restaurant, een carrière als danser en een schrijfster van bestsellers. ‘Ik wil eigenlijk dat de hele wereld mij kent.’  

— TEKST RENSKE JONKMAN

Het gerecht is goed gekozen: linzensoep met munt en toast. Niet te zwaar op de maag, zonder vis of vlees en het laat nog genoeg ruimte over voor een hoofd- en nagerecht. Hierover is nagedacht. Terwijl Suna Akin in haar witte short naar achteren verdwijnt, buigen juryleden Peter Lute en Alain Caron zich bedachtzaam over het bord, inspecteren de textuur van het gerecht, lepelen er wat door, kijken nog eens goed, nemen de geur in zich op. Ten slotte slurpen ze voorzichtig van de soep.‘Ik zie in elk geval dat het servies mooi is gekozen’, zegt Lute. Caron beaamt dit, maar vraagt: ‘Hoe is de smaak?’ Lute: ‘Ze heeft precies het midden gevonden; niet dat je de lepel er rechtop in kan zetten maar ook niet dat het te dun is. Die smaak, die linzen komen enórm naar voren.’ Lute neemt nog een hap van de toast. ‘Ik vind het mooi gemaakt. Als je dit ziet, denk je: dit is soep.’  

De Suna die ‘precies het midden’ wist te vinden voor haar soep, is geen ervaren topkok, maar de 12-jarige winnares van het Net5-programma Junior MasterChef. Het programma is een van de vele talentenjachten voor kinderen op televisie. Waar het in de jaren zestig tot tachtig bleef bij shows als De Nieuwe Oogst enDe Mini-playbackshow, zagen we de afgelopen tijd naast Junior MasterChef ook The Voice Kids en Holland’s Got Talent. Binnenkort komt daar Junior Dance bij.  

‘Je ziet dat de vermaakindustrie heeft ontdekt dat het goed werkt wanneer je kinderen op de plaats van de volwassenen zet’, zegt pedagoog Stijn Sieckelinck. ‘Het heeft een middeleeuws tintje, ze worden als minivolwassenen in die arena gezet. Dat heeft een grote invloed op de jeugd van dit land. Of het nu gaat over dansen, zingen of koken, het speelt enorm onder kinderen.’ 

‘Ik wil beroemd worden met koken, zoals Nigella Lawson’ 

Schrijver Robert Vuijsje, die zich voor zijn nieuwe boek Beste vriend verdiepte in de bekendheidscultus, heeft wel een vermoeden waar die drang naar roem vandaan komt: ‘Het viel mij op dat roem de nieuwe religie is. Vroeger had je rangen en standen, daarna kon je status verwerven door middel van geld, nu draait alles om bekendheid. Het doet er niet toe waarmee of waarvan.’ 

De discussie over deze talentenshows neemt soms felle vormen aan. Zijn het programma’s die kinderdromen hard uiteen doen spatten of is deelname slechts een mooie springplank voor kinderen die al op jonge leeftijd een succesvolle carrière nastreven? 

‘Talentenjachten zijn van alle tijden’, zegt Sieckelinck. ‘Jongeren die in een bandje spelen en in de kroeg tegen anderen strijden om de beste van het dorp of van de regio te worden. Het is op zich geen probleem om kinderen in zo’n concours te brengen.’ Nieuw is, volgens de pedagoog, dat kinderen opgroeien in een wereld waarin roem wordt voorgesteld als iets wat voor iedereen bereikbaar is. ‘Onze samenleving is erg op de toe- komst gericht: wat wil je worden, waar ligt je talent? Die vraag neemt een centrale rol in. Door de media-industrie wordt de suggestie gewekt dat je uit het niets een soort Lady Gaga kunt worden. Iemand die goed kan dansen of zingen is prachtig, maar er ontstaat een probleem op het moment dat het element van die roem erbij komt, dat het niet langer om het spel gaat. Vooral jonge kinderen moeten kunnen spelen om het spel zelf.’ Sieckelinck vindt dat we voorzichtig moeten zijn als het gaat om jeugdige toekomstdromen en verlangens. ‘Als opvoeder moet je van goede huize komen om een kind duidelijk te maken dat roem niet alles is. Wat zijn de gevolgen voor ouders en docenten op school, die al worstelen met de vraag hoe ze nog een beetje gezag kunnen houden over kinderen? Vervolgens komen deze kinderen ook nog eens in een programma terecht waarin ze volop in de schijnwerpers staan. Ga er dan nog maar een keer tegenin. Hoewel we vaak denken dat kinderen gepusht worden door hun ouders, zijn het juist de kinderen zélf die worden beïnvloed door dit soort programma’s.’  

Suna Akin (12), Oostzaan, winnares Junior MasterChef

‘Ik heb me gewoon aangemeld’, zegt Suna, zittend aan de grote tafel in de keuken waarin ze zo vaak mogelijk kookt. ‘Ik had de Australische versie van Junior MasterChef gezien en mijzelf beloofd dat als er een Nederlandse versie zou komen, ik mee zou doen.’ Dus toen ze die oproep op tv voorbij zag komen – ‘Als jij vindt dat je goed kunt koken, doe dan mee met Junior MasterChef!’ – dacht ze gelijk: oké. Haar vader heeft haar geholpen met de aanmelding, haar moeder wilde liever niet dat ze meedeed. ‘Ze was bang dat als ik niet zou winnen, ik erg teleurgesteld zou zijn en mijn hele leven niet meer zou willen koken.’ 

Maar Suna won. ‘Ik was zo blij dat ik moest huilen, zoals je wel vaker ziet in dat soort programma’s’, zegt ze. ‘Die titel kan ik goed gebruiken voor mijn carrière. Ik deed mee om te winnen. Niet dat ik nooit iets gewonnen heb, hoor. Het winnen van een talentenjacht op school boeit mij niet. Dan kent nog niemand je. Ik wil niet beroemd worden met zingen en ook niet met acteren of dansen. Ik wil beroemd worden met koken, zoals Nigella Lawson, Gordon Ramsay of Jamie Oliver. Eten is mijn passie.’ 

Een jaar of 4 moet ze zijn geweest toen ze met haar Turkse tante meeging naar de markt, om daar de koppen van de ongeleerde vissen te bekijken, een stuk meloen of ananas op versheid mocht controleren, de rauwe stukken vlees door haar handen voelde glijden. Het echte koken heeft ze van haar vader geleerd, die het weer van zíjn moeder leerde. Als ze samen koken, is Suna de baas. Dan zegt ze: ‘Nee, je moet het zó snijden. En nee, je mag er geen extra zout bij doen.’


Na de finale plaatsten een aantal kijkers kritische berichten over Suna op internetfora. ‘Onbekende mensen zeiden dat ik het lievelingetje was van dat Franse jurylid Alain Caron. Daar werd ik zo boos om dat ik gelijk heb gereageerd en een reactie heb geplaatst.’ Ze haalt haar schouders op. ‘Ik kan er niet zo goed mee omgaan.’ Wanneer de gerechten tijdens de uitzending mislukten vond ze dat ook moeilijk; ze kon nog wel eens blijven mopperen en piekeren – soms probeerde ze het wel vijf of tien keer opnieuw. Misschien was het daarom niet altijd even gezellig met de andere kandidaten van Junior MasterChef. ‘Tijdens de finale merkte ik dat we toch elkaars concurrenten zijn. Ik wil vooral zelf een goede carrière. O, dat klinkt wel erg egoïstisch hè?’ Een teleurstelling was het voor Suna dat op haar school geen groot feest werd georganiseerd nadat bekend was geworden dat zij de winnares was; de schoolleiding wilde er niet te veel aandacht aan schenken, zodat Suna zich weer op haar schoolwerk kon concentreren. ‘Er was slechts één iemand die zei: ‘Leuk dat je hebt gewonnen.’ Terwijl ik me heel anders voelde dan de andere kinderen.’ Dit is haar droom: een eigen televisieshow waarvoor ze de hele wereld rondreist en overal rare dingen proeft. Ze is, in haar droom, inmiddels 18, dat is makkelijker, want dan heeft ze al haar rijbewijs. Een andere winnaar van Junior MasterChef gaat ook mee, als tweede presentator. Haar ouders moeten mee. Haar zusjes moeten mee. Op alle plekken waar ze zijn geweest plakken ze een sticker met een afbeelding van hun hoofd, bijvoorbeeld in Afrika. De cameraploeg volgt haar overal. ‘Ik wil eigenlijk dat de hele wereld mij kent,’ zegt Suna. ‘Na mijn reis heb ik zo veel over eten geleerd dat ik mijn eigen restaurant kan beginnen, net als El Bulli, het beste restaurant van de wereld. Ik wil ook een Michelinster.’ 

Leslie de Koning (13), Hoofddorp, heeft net de eerste voorronde van Junior Dance gehaald. 

‘Is dit niet wat voor jou? Je ziet eruit als een danser’, zei de danslerares van zijn broertje toen Leslie een paar jaar geleden zijn training bezocht. Het leek hem eigenlijk wel ‘vet’, vooral door de wedstrijden, het competitieve element, de uitdaging. ‘Ik had een proefles genomen om te kijken hoe ik het vond. Al snel had ik mijn eerste optreden. Ik ging door naar de selectie en gaf shows in de theaterzaal bij ons hier in de stad.’ 

Leslie richt zich voornamelijk op urban, hoewel hij ook traint voor jazz en show, ‘omdat je daar later meer aan hebt’. Op zijn 12de deed hij voor het eerst mee met het WK, waar hij op de negende plaats eindigde. Zijn optreden in de voorronde van Junior Dance duurde één minuut en zestien seconden, het nummer bestond uit een remix van hiphop en urban. De juryleden waren Nicolas ‘Shaker’ Singer, Ingrid Jansen, Alessandro Pierotti en Natalie La Rose. Leslie: ‘Shaker is een van mijn favorieten omdat hij ook hiphopchoreograaf is. Ze gaven vrij goed commentaar. Toen ik begon met dansen zaten ze al van ‘wow, dit is goed’ en Shaker deed zijn petje af. Ik vond het heel vet om mijn ding te laten zien aan mensen die écht bekend zijn met dansen. Mijn grootste nachtmerrie was dat er iets fout zou gaan, dat ik bijvoorbeeld mijn enkel zou verzwikken. 

‘Ik wist dat ik een professioneel danser wilde worden door de programma’s die ik op tv heb gezien, zoals So You Think You Can Dance en Sunday Night Fever.’ Tijdens het kijken naar die laatste danstalenten-show zei zijn moeder tegen Leslie en zijn broertje: ‘Ik zou het zo leuk vinden als jullie daar later ook op het podium staan.’ Leslie: ‘Toen dacht ik: ja, dat lijkt me ook wel leuk.’ 

Professioneel danser worden betekent ook: veel trainen. Sinds Leslie weet dat hij verder wil met dansen traint hij vier keer in de week, de uren dat hij thuis danst nog niet eens meegerekend. Hij zit in de tweede klas van het vwo en heeft eigenlijk ‘best veel huiswerk’. Als hij thuiskomt van school wil hij het liefst even rusten, om daarna te dansen in zijn slaapkamer, een beetje freestyle, gewoon dansen wat er in hem opkomt. ‘Mijn leven is heel anders dan dat van mijn vrienden. Ik heb niet altijd zin om te trainen, dan heb ik mijn dag niet. Vooral bij jazz heb ik weleens geen zin, maar ja, daar zit ik wel in de selectie. Eigenlijk ben ik wel verplicht om daar naartoe te gaan. Mijn ouders betalen er natuurlijk ook geld voor.’ Thuis danst hij vooral omdat hij het leuk vindt, op de training danst hij om beter te worden. ‘Met wedstrijden zeggen mijn trainers soms dat ik dingen anders of beter moet doen. Dan denk ik: is het nu niet goed dan? Daar word ik toch een beetje onzeker van. Omdat ik vaak als eerste eindig zijn de verwachtingen hoog en dan moet ik telkens mijn best doen om wéér eerste te worden. Dan is het extra balen als ik tweede of derde ben. Ik vind het niet erg om ook een keer vierde te worden, dan ben je tenminste een beetje relaxed – het kan toch niet slechter.’ Terwijl hij zichzelf voor het trainen nog weleens moet motiveren, is dat bij de wedstrijden niet het geval. ‘Ik hou van wedstrijden, dat het publiek mij goed vindt. Dat mensen denken ‘woohoo, hij is goed!’ Dan ben ik ook trots op mijzelf. Zonder al die andere mensen kan ik toch niet echt zeggen dat ik goed ben?’ 

Tijgerlelie Wijnhard (13), Amsterdam, bracht vorig jaar haar debuutroman uit.

Het leek me gewoon geweldig om zelf een boek uit te geven en je eigen naam erop te zien staan’, zegt Tijgerlelie. ‘Natuurlijk hoopte ik dat het in een winkel zou komen te liggen. Dat heel Nederland het zou gaan lezen. Of dat het twaalf keer zou worden ver- taald.’ Het Echte Meidenboek is weliswaar haar eerste boek, maar verhalen schrijven doet ze al sinds haar 6de; altijd heeft ze erover gedroomd om schrijfster te worden. Met het winnen van een zilveren en gouden ‘Griffel’ voor kinderen in groep zes en zeven van haar basisschool kreeg ze de smaak te pakken. Niet lang daarna begon ze aan een echt boek. ‘Ik heb het altijd leuk gevonden om te schrijven. Griezelverhalen, fantasieverhalen. Met schrijven leer je een personage kennen en tegelijkertijd kun je ook bedenken: wat moet er nu gebeuren? Wat voor problemen zou mijn personage tegenkomen?’ 

Ze had geen talentenshow nodig om haar gewenste publiek te bereiken: voor de publicatie van Het Echte Meidenboek maakte ze gebruik van nieuwe media. Zonder dat haar moeder ervan wist ging ze op internet op zoek naar een uitgeverij die haar een eigen boek kon geven, via printing on demand. Uiteindelijk verscheen haar boek in april 2011. ‘Dit is geen boek dat je wil missen!’, staat op de achterflap. Tijgerlelie maakte reclame voor haar boek door brieven naar bibliotheken en scholen te sturen en erover te schrijven op Facebook en Twitter. ‘Dan plaatste ik een berichtje als: “Ben je op zoek naar een boek voor jezelf of je buurmeisje? Misschien is dit een boek voor jou”, met de link eronder.’ 

Na school ging ze direct naar huis om haar boek te schrijven. Ze wijst naar het houten bureautje in de woonkamer waar ze elke dag wel een uur of twee zat te werken, temidden van de drukte van het gezin. ‘Als ik net lekker bezig was, wilde mijn broer zijn e-mail checken. Mijn ouders stoorden zich soms aan mijn getik op het toetsenbord als ze een film aan het kijken waren.’ Lastig was het ook als ze correcties moest doorvoeren die ze kreeg doorgestuurd van de uitgeverij, daar vond ze niks aan. ‘Ik had vaak een deadline en als ik het uitstelde dan moest ik daarna nóg harder doorwerken. Terwijl ik dan liever iets leuks met mijn vriendinnen wilde doen. Maar dan dacht ik bij mezelf: ik móét dit doen, want dit is wat ik echt wil. Ik wil mezelf blijven verbeteren zodat ik later misschien doorbreek.’ 

Een paar weken terug is Tijgerlelie begonnen met haar tweede boek. Behoorlijk druk, want ze zit ook nog in de brugklas van het vwo aan het Geert Groote College, een Vrije School in Amsterdam. ‘Veel mensen op mijn school proberen te ontdekken waar hun talent ligt en jagen hun dromen na. Ze spelen bijvoorbeeld gitaar of zingen, iedereen is creatief. Ze hebben allemaal wel een idee van wat ze in de toekomst willen doen.’ Voor Tijgerlelie is het vooral belangrijk dat je een verhaal hebt bij wat je doet. Talentenjachten vindt ze daarom wat oppervlakkig. ‘Ik wil beroemd worden omdat ik iets écht goed kan, zoals schrijven. Ik wil niet zomaar een boekje in de boekenkast zijn, maar uníek, zodat mensen mij interessanter vinden. Met mijn boek leren ze mij ook een beetje kennen.’ Ze kijkt bedachtzaam voor zich uit. ‘Ja, ik zou wel teleurgesteld zijn als ik niet uniek ben.’ 

 

Dit artikel is gepubliceerd in Volkskrant Magazine.